dinsdag 21 oktober 2014


Aan de deur wordt niet gekocht                                                   

Dit zinnetje speelt ruim een week door mijn hoofd. Het kwam erin op de dag dat ik in huis en tuin aan het klussen was. Ron, de beste timmerman uit Schoorl en wijde omgeving, had in onze kamer een houten wand geplaatst. Kwaliteitsgrenen. Zware planken, voorgedroogd en gegrond. Ondertussen boende ik mijn teak tuinmeubelen met groene zeep – een (z)ware fitnesstraining, mag ik wel zeggen, waar werkelijk álles van opknapte.

Zodra Ron weg was, reed ik rap voor kundig verfadvies naar de winkel van de dames Louter, een team dat zijn mannetje staat in de wereld van hoogwaardige lakken. Altijd gezellig daar. En druk. Maar tijd voor een grapje en vooral deskundigheid blijft er.  

Zo stond ik weldra op mijn huishoudtrap de wand te schuren en een sneeuwwit stof te happen, toen de bel ging. Zes uur. Wie kon dat zijn? Uit mijn ritme gehaald, opende ik toch de voordeur die bij ons standaard op slot zit, mét kettinkje en al. Vanwege de hond loop je nu eenmaal makkelijker achterom.

Op mijn stoep stond een oudere man. “Nou, u hoeft niet bang te zijn dat u gestolen wordt,” opende hij het gesprek. Het klonk enigszins cynisch. Alles had ik verwacht, niet een zin die in de regel gebezigd wordt wanneer je geconfronteerd wordt met iemand die er op het eerste gezicht niet bepaald aantrekkelijk uitziet. Hoe tegenstrijdig aan de opmerking van kunstenaar Moret, toen hij onlangs galant de deur voor me openhield bij Fabels: “Mooie vrouwen gaan bij mij altijd vóór!” Zag ik er zó afgemat uit? Kon een mens van één dag zwaar poets- en schuurwerk zo’n andere indruk geven?

De aanbeller wilde praten over een lidmaatschap van een uitvaartvereniging. Ook dat nog. Als we deze zomer íets geleerd hebben, is het dat de dood te onverwacht toeslaat. Maar dat ik mij met twee benen in het leven, niet bang om gestolen te worden, toch moest verdiepen in de voordelen van uitgerekend zo’n lidmaatschap – het is per slot geen zangvereniging – zag ik niet zitten. Al bleek zijn openingszin terug te slaan op het deurslot. “Wij kunnen veel voor u betekenen,” zei hij resoluut. Wát hij voor mij kon betekenen, vermeldde hij niet, alleen dat “het” me allemaal veel minder zou kosten en beter geregeld kon worden. Hoeveel minder en hoeveel te beter verklapte hij niet, pas in een gesprek. Flauw. Ik wilde verven, nu het nog zonnig was en licht: “Ik bel u wel. Misschien.”

Op weg naar de kamer blikte ik in de spiegel. Tja. Mijn gezicht zag wit van het stof. Maar de dood keek ik hopelijk nog niet in de ogen. Hondje May kwispelde uitbundig, toen ik bulderend van de lach om die openingszin de huishoudtrap beklom. Dat lidmaatschap kon me voorlopig gestolen worden: “Aan de deur wordt niet gekocht!” Een uitspraak van mijn wijze moeder die mij plotseling zomaar van bovenaf werd ingegeven.      
 

De pot op                                                                                                      

Word je in het wild plassend betrapt, dan krijg je een bekeuring aan de openstaande broek. Donkere stegen en hoekjes in steden zijn populaire plekken om bij hoge nood de blaas te legen. Bij daglicht slaat de ammoniaklucht je de keel dicht en de scherpe urinezuren beschadigen historische gebouwen. Excusez les mots: deze keer ga ik u een poepie laten ruiken en heb ik schijt aan mijn fatsoensnormen. Het moet gezegd: ook wildpoepen is populair. Niet door het uitgaanspubliek, maar door hardlopers in het bos. Onlangs heb ik een dame in een kek pakje op heterdaad betrapt. Maar vermoedelijk gaan mountainbikers eveneens wel eens uit de broek. Staat er zomaar ergens zo’n dure ATB tegen een den, dan riekt dat er wel naar...

Misschien zegt u: “Nou en? De natuur breekt zo’n onschuldig poepje wel af!” Mee eens. Maar dat duurt even. Voor goed fatsoen kan ik ‘s maandags Fikkie dus niet laten loslopen. Die struint van drol naar drol en ondertussen kan ik mijn hoop op een ontspannen wandeling wel laten varen. Bovendien liggen er heel wat zakdoekjes nog lang stinkend te bruinen op het mos. Nu komt dan ook mijn punt: uw soms slechts halfverteerde plofkip met paprika en spek is voor dieren een delicatesse. Zij vallen er massaal op aan en vreten soms voor het gemak de tissue erbij op. Net als babyluiers, trouwens, die liggen er ook. Met plastic en al. Als hondenbezitter ben ik daar niet gelukkig mee. Zakdoekjes en luiers gaan in de maag van honden, vogels of andere dieren een eigen leven leiden en dienen op een kwade dag operatief verwijderd te worden. Anders gaat dat beestje dood. Over de odeur die uit het bekje komt, zal ik zwijgen. Het is afzien, maar vooruit. Onder appèl houden, zegt u?  Honden hebben nu eenmaal van nature altijd een voorkeur voor smerige smaakjes en luchtjes. Plus een overlevingsmechanisme. Eén keer stront aan de knikker en meteen zet Pavlov voor de rest van het hondenleven de baas een hak. U kunt met zóveel horeca in onze gemeente gemakkelijker uw darmen onder de duim houden, dan ik Fikkie.

Hondenbezitters zijn veelal het pispaaltje vanwege de hondenpoep. Laat echter uw kind in het bos nóóit van het rechte pad afgaan. Hij trapt geheid in een mensenhoop en de hond krijgt de schuld. Terwijl dat arme dier bruintje keurig stalt op plekken waar geen mens komt: in het struweel, of onder de prikkende duindoorn of duinroos.

Het komt thans in zo’n grote mate voor, dat ik vind, dat er poepzakjes verspreid moeten worden onder sporters. En dan niet dat zakje met inhoud ergens in de bosjes dumpen! Meedragen tot de eerstvolgende vuilnisbak, graag. De hondenbelasting kan afgeschaft worden, want echt, mensen en paarden zijn in onze gemeente de meestervervuilers. Niet mee eens? Mooi. Dan gewoon, zoals onze beschaving voorschrijft, bij aandrang de pot op!

zondag 12 oktober 2014


Natuur houdt van langzaam

Twaalf jaar geleden begon op dierendag het feestje dat “Molly” heette, of liever gezegd: “Prinses Molly”. Tja. Als je met iemand die “Vorst” heet getrouwd bent, dan ontkom je daar niet aan. Dan ben je zelf van de ene dag op de andere “Vorstin” en heb je een majesteitelijke hond. Prinses Molly, dus. Op 04-10-14 moest ik toch weer aan haar denken. Aan alles wat ze me leerde. Aan het feit dat ze zo goed voor mij zorgde, vooral in het grote, grote bos.  

Zelfs toen we het omvangrijke duingebied links moesten laten liggen, leerde ze me nog haar wijze lessen. Gewend als een Speedy Conzales door het leven te gaan, hield ze me een treffende spiegel voor die me dwong ons tempo te verlagen. En het beviel me erg goed. Het is veel beter met aandacht het leven wat langzamer te leven. Het levert me géén achterstand op in de dingen die moeten. Integendeel. Aandacht genereert concentratie en een keur aan inspiratiebronnen. Maar vooral ook dankbaarheid, rust en een groot geluksbesef.

Op een dag zag ik bij toeval een filmpje met de Bergense schaapherder Marijke Dirkson in de hoofdrol. En ik hoorde haar zeggen: “Natuur houdt van langzaam.”

Oooooooooooooooo, vandáár! Vandaar dat ik er zo snel van ben gaan houden om alles wat trager te doen. Stil te staan bij wat op je pad komt. Er open voor te staan – zo houdt stilstand je toch in beweging. Het laatste jaar van Molly werd een gouden jaar, alleen al omdat ik met regelmaat naast haar op het stoepje in de zon ging zitten, lekker op de grond, haar kop op mijn schoot.

De enige plek, waar haast mij nu nog altijd giftig tot spoed dwingt, is als ik in de rij bij de kassa sta. Vooral bij onze landelijke grootgrutter, die ik dan ook mijd, heb ik gemerkt (en hij wellicht ook). Want daar hijgen de klanten achter mij me in mijn nek en degene die incasseert, stuurt me met dwingende ogen en nog net niet zuchtend eveneens aan op te schieten. Vlug, vlug, vlugger graag. Het valt me opeens op. Een ware Aha-erlebnis, dus.

Wel vreemd dat men juist hier probeert biologische, ecologische en pure producten aan de man te brengen. Ik voel me als persoon hier totaal niet gewenst, hier telt alleen mijn geld. En mijn natuur houdt nu eenmaal zielsveel van langzaam. 
 
Maar ja. Toen kwam May. De Koningin van de snelle baan. Over Speedy Conzales gesproken...Niet bij te houden, die kleine. Wel een feest om te beleven. En mijn conditie is weer op peil. Het ene hoeft het andere niet te bijten, gelukkig.
 
 
 
 
 
 
 

Silly dream about Denzel

Facebookvrienden, Bloglezers en buitenlui: als jullie ooit een prijsvraagactie zien, waarbij de hoofdprijs een etentje in je eigen huis met Denzel Wahington is, meld het me, geef mij daar dan voor op of schrijf me met man en macht in. Met alleen al een kopje koffie ben ik ook dolblij. Desnoods. Wat een acteur! En wat een echt mooie, charmante man!

Maar als ik dan toch ook eens iets buitensporigs mag dromen, doe dan maar een tête à tête aan tafel. Mocht het uitlopen, dat etentje, of uit de hand lopen wat betreft de heerlijke wijnen die ik hem zou voorzetten, dan weet ik het wel.

Je zult maar net als Julia Roberts in The Pelican Brief in de gelegenheid zijn hem te vragen: “Would you mind sleeping om my sofa? I know it sounds silly, but…”
 

Huisoppasser gevraagd met kind noch kraai

Laatst las ik een advertentie, waarin gevraagd werd om een huisoppasser. De gegeven omstandigheden waren ideaal. Groot, oud huis, maar dan wel ingericht naar de hedendaagse maatstaven. Met inloopkasten, regendouches en lichten die aanfloepen zodra het schemert. Enorme tuin eromheen. Zwembad. Foto’s ter illustratie. Piet Boon, op zijn minst. Om te watertanden. Leuk stadje om te verkennen. Hoe lang blijft u weg? Doe mij maar drie maanden, maar vooruit, de gewenste twee weken vind ik ook wel oké.

Op dat moment ontwaarde ik de kleinere lettertjes: “Kinderen en eigen huisdier meenemen kan niet, wel is er internet aanwezig.” Drie keer moest ik het overlezen. Het moet toch niet gekker worden, dacht ik. Dat je kinderen en een eigen huisdier nou in één adem noemt, vooruit, dat kan ik begrijpen. Maar dan die – hoe zal ik het noemen? – pleister op de ontstane wonde?  Het doekje voor het bloeden? Want zo staat het er. Grof vertaald kan ik er alleen het volgende van maken: “Ik heb slecht en ik heb goed nieuws. Laat je kinderen en je huisdier maar lekker thuis, al is het voor u misschien wat vervelend. Niet getreurd. Daar heb ik iets op gevonden om dat gemis in één klap weg te werken: Er is internet aanwezig!”
Of zie ik dat verkeerd? Hallo, hond. Halló kind. Zijn jullie in beeld? Nee? Nou ja, doe dan de PC maar aan. Stoort zeker minder. En maakt in elk geval niks stuk. Zegt niets terug en houdt je toch lekker bezig. Dat is pas socializen.

Drie maanden zei ik? Doe maar niet. Ik zou als de dood zijn zelf een kopje koffie leeg te kieperen boven de bank. Met poep aan mijn schoen het hoogpolige tapijt van de haren van de sneeuwwitte klipgeit te betreden. En bovenal moet ik dan ook nog de reuring missen die mijn viervoeter veroorzaakt.

Liever blijf ik gewoon in mijn eigen stulp die niet past in het chique lifestyleblad, waarin uw woning waarschijnlijk juist niet misstaat. Is het niet prachtig dat we zo naast elkaar kunnen leven in dit land? Bij wijze van spreken, bedoel ik.
Thuis hoef ik niet bang te zijn voor plakkerige kinderhanden of vieze modderpoten. Daar kunnen overigens geen 100 wereldwijde webs en PC's tegenop. Al had ik dolgraag samen met mijn hond elke dag honderd baantjes getrokken in uw trendy zwembad…
 


 

 

maandag 6 oktober 2014


Vlijtig Liesje

Kennen jullie dat plantje? Ach, het zijn van die heerlijke zomerbloeiers. Vanaf dag één fleuren ze je tuin op. Met plezier zet ik er her en der wat van in potten. Af en toe dompelen en de rest doen ze zelf.

Een nostalgisch plantje vind ik het óók. Bij mijn oma stonden ze in haar kleine maar gezellige appartement in Heerlen. Dat heette in die tijd nog gewoon een flatje. Op elke vensterbank stonden wat planten. Vooral het koraalkleurige Vlijtig Liesje had blijkbaar haar voorkeur.

“Je kunt ze zo gemakkelijk stekken,” zei ze. Dat demonstreerde ze. Inderdaad ging ik aan het einde van de logeerpartij met een eigen plantje naar huis. Om daar de stektraditie voort te zetten. We kwamen om in de koraalrode Liesjes.

Wat is er vandaag de dag toch met deze bloeier aan de hand? Het lukt me niet meer ze te stekken. De bloemen zijn ook veel groter dan die van vroeger, maar dat kan inbeelding zijn. En vanochtend moest ik constateren dat de lila Lies in mijn tuin bij lange na niet vlijtig meer is. Slechts enkele knoppen in kleiner formaat dan eerst proberen zich te ontwikkelen, terwijl er nog hooguit vier bloemen staan te glanzen in de zon. De rest is uitgevallen. Het heldergroene blad wordt geel.

Herfst? Of is zij zo erg opgeblazen door kunstmest en vliegwerk dat het arme Liesje het aan het einde van de zomer voor gezien moet houden, in de luie stand moet gaan om nog luttele weken tenminste íéts van haar vroegere charme te laten zien om tenslotte het loodje te leggen?

Luie Liesje. Arme Liesje. Voor Pampus in de groene Kliko. Heel anders dan de kleine kwekerij die ik met oma opzette in haar Heerlense flatje. Aan haar heeft het niet gelegen. Zo houdt dan tenminste de herinnering nog bloeiend stand.

Giselle met oma op Aruba, lang voor de Vlijtige Liesjestijd.
 
 
 
 

’t Is weer voorbij, die mooie zomer.

De zomer van 2014 is er één die vroeg begon en die naar mijn idee nooit meer ophield. Althans tot vandaag de 6e oktober, zo’n beetje. Wat een genot dat het elke dag zo lekker warm was en dat de zon zich volop liet zien. Wanneer je tussen de werkzaamheden door je boterham buiten kunt opeten, heb je toch meteen een vakantiegevoel. Dan ruik je even de zee, voel je de warmte op je huid.

Een periode die heftig doorbroken werd door de dood van lieve Black Molly. Ja, we zagen het aankomen. En ja, al 20x had ik het telefoontje naar de dierenarts dat ik op een dag zou moeten plegen, gerepeteerd. Het verzoek of iemand naar ons toe kon komen om in de avonduren Molly te laten inslapen.

Maar als het dan zover is… Ik begon heel mans. Toen werd ik even in de wacht gezet. Ik keek  naar die lieve zwarte schat in haar mand die jaar-in, jaar-uit haar dagen gedeeld had met mij en ik met haar. Moeilijk. Te definitief. Maar het moest, want onze hond hoefde niet te lijden omdat wij geen afscheid konden nemen. Zo kon ik niet anders dan het tweede deel van het telefoongesprek snotterend en huilend volbrengen.

“Gelukkig kan dat, met dieren,” zei iemand me. “Met mensen kan het helaas het niet.” Ik schudde mijn hoofd meewarig. God zij dank kan dat niet, dacht ik. Want echt, neem van mij aan dat het enorm zwaar is te moeten beschikken over leven en dood van je dierbare hond en volgens mij is dat vrijwel onmogelijk wanneer het een dierbaar mens zou betreffen. Want tot en met het moment dat de dierenarts binnenwandelde, twijfelde ik: “Doen we dit niet te vroeg?” Maar het was goed en verliep rustig en sereen. Molly viel in slaap in haar mand, haar kop op mijn arm. De doorgaans wat pijnlijke narcosespuit heeft ze nauwelijks gevoeld.

Onverwacht snel nam de verdrietige periode die aanbrak een wending toen het hondje dat ik bij toeval op internet tegenkwam vanuit Gran Canaria in sneltreinvaart richting Holland kon komen. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik denk aan Molly. Maar kleine May kleurt ondertussen wel mijn tijd en fleurt mijn dagelijkse wandelingen weer op.


 
Zo luidde Molly de zomer in en blaast May hem uit. ’t Is weer voorbij… Welkom herfst. Maar gelukkig wordt het geloof ik binnenkort weer wat warmer. En zonnig.