woensdag 31 december 2014


Vuurwerk

Nog even, dan gaat 2014 naadloos over in 2015. Althans dat wensen en hopen we. Helemaal zeker ben je daar vandaag de dag niet meer van. Neem nu gisterenmiddag. Het zal zo’n uur of vier – half vijf geweest zijn. Iemand die bij ons thuis aanwezig was, had zijn auto vóór de deur geplaatst. Niet op het wegdek, maar keurig daarnaast, in de strook gras die daarvoor bestemd is, tussen de bomen.

Terwijl we aan het werk waren, samen een nieuw en bijzonder project aan het voorbespreken waren, ging er een behoorlijk stuk vuurwerk af. Ik dacht nog: Dat komt van dichtbij. We luisterden even, er gebeurde niets en gingen weer aan de slag.

Bleek later dat onverlaten een vuurwerkbom tegen de Volvo van mijn bezoeker had aangekegeld, met alle gevolgen van dien. Problemen met de elektronica in het autoslot en een flinke deuk. Knap beroerd, want zie dat maar eens vergoed te krijgen zonder gevolgen voor je no-claim. Los van de beslommeringen en rompslomp die het met zich meebrengt.

Heel jammer dat men steeds minder oog heeft voor de eigendommen van anderen. Er is een tijd geweest dat je voorkomend was – en dat werd er ingepompt tijdens de opvoeding. Je leerde het verschil tussen mijn en dijn, moest sparen alvorens iets kostbaars te bezitten en dus zorgde je er goed voor. Dat deed je ook voor de spullen van iemand anders. Die had er immers ook behoorlijk lang hard voor gewerkt en geld voor apart moeten leggen. En nu?

Erg jammer om het jaar 2014 zo te moeten afsluiten met die negatieve boodschap. Eerlijk gezegd weet ik het nu zeker. Anno 2015 kunnen jonge en zelfs de wat oudere vuurwerkstokers de weelde van dit product niet meer aan. Ze kunnen er niet meer naar behoren mee omgaan en richten schade aan. Zij veroorzaken letsel bij zichzelf of anderen, of maken materiële zaken van zichzelf (wat ik eigenlijk niet erg vind) of van buitenstaanders kapot.

Het wordt tijd dat we op Oudejaarsavond per dorp of stad kunnen genieten van een georganiseerd vuurwerk, dat is opgesteld door professionals en dat ook wordt afgestoken door beroepskrachten. Het heeft nog een groot pluspunt: het verbindt. Want niets is zo leuk als met elkaar in dikke winterjas naar buitengaan, op straat een praatje maken met je dorpsgenoten, samen genieten van een spetterend vuurwerk om zo samen een nieuw jaar in te gaan, bedolven onder de goede wensen. En dan daarna huiswaarts keren. Of lekker nog even een glaasje drinken bij buurtgenoten of vrienden.
 
Van harte wens ik iedereen een mooi nieuw jaar toe!
 
 

donderdag 11 december 2014


Herinnering aan mijn Wonderhond                                                                                      

Mensen die géén hond hebben, zijn vaak verbaasd, dat liefhebbers van deze trouwe viervoeters alles over hebben voor hun beestje, zelfs vrije tijd. Voor geen goud zouden ze hem willen missen. Dat gold zeker voor ons. Sterker nog. Labrador Molly kleurde onze dagen.

Alleen al het gegeven, dat je met een dier werkelijk kunt communiceren, vind ik een verrijking. Bij sommige mensen kan het je gebeuren, dat je volkomen langs elkaar heen praat, hoe goed je ook iets probeert uit te leggen of hoe intensief je je ook hebt verdiept in de denkwijze van deze persoon. Je probeert het gezellig te houden, gaat nergens op in, laat het de kant opgaan van die ander, die je bij het afscheid naroept dat het zó leuk was, dat zij of hij hoopt op een snel weerzien. Met wallen onder je ogen aanvaard je de terugreis. Pffffffffffffff.

Maar dan Molly. Een huisdier. Hangoren, een kwispelstaart. Schrandere ogen. Niets bijzonders aan. Maar als zij me aankeek, smolt ik en wist ik precies wat te doen. Soms bedoelde ze, dat haar water op was. Dat er onder de bank een macadamia lag, die ik al de dag ervoor had laten vallen en dat het nu onderhand tijd werd, dat zíj hem mocht opeten. Dat haar bal onder de kast gerold was en dat zij er graag mee wilde spelen. Nee, echt, ik interpreteerde haar blik niet op een wijze die mij uitkwam. Ze vertelde het gewoon. En niets was me teveel. Het vertederde, maakte vrolijk, gaf massa’s energie.

Een bijkomstigheid is, dat je met je hond door weer en wind uit moet, zodat zij buiten haar behoeften kan doen. Doorgaans vinden mensen dit vreselijk, vooral als het hondenweer is of guur. Ze had ook nog eens gitzwart haar, dat uitviel en dat vrijwel dagelijks opgezogen moest worden. Met andere woorden: Molly zorgde voor extra werk. Molly dirigeerde tevens mijn dagritme, want doordat ze er met regelmaat uitmoest voor die plas en zo, diende ik ervoor te zorgen bijtijds thuis te zijn, of iemand te organiseren die mij verving.

Volmondig kan ik zeggen, dat deze dingen nooit opwogen tegen het plezier, dat wij hadden met Black Molly. Van hondenweer – what’s in a name? – gaan je wangen zo lekker gloeien. Wonen aan de kust maakt je huis zanderig, dus stofzuigen moet toch. Meestal vergezelde Molly ons op uitstapjes buiten de grenzen van onze kampong. Overal was ze graag gezien. Ze ging slapen en liet niets van zich horen.

Zo gingen we eens naar Zwitserland. Ze lag achter in de auto in haar mand, terwijl wij bliezen over de autobaan. Je hoorde of zag haar niet. Het was dat wij na een paar uur zeiden, dat Molly haar poten even moest strekken (terwijl we natuurlijk eigenlijk bedoelden, dat we zelf behoefte hadden aan een sanitaire stop). Zouden we onverhoeds doorrijden, dan maakte zij daar geen enkel bezwaar tegen. Ze sliep, draaide af en toe een rondje en snurkte door met haar kop naar de andere kant.

Niemand hoefde te proberen een vinger naar onze auto uit te steken of naar binnen te gluren. Haar zware blaf schrok iedereen af. Niet dat we haar alleen achterlieten in een overvolle auto. Wij gingen om de beurt naar de wc en zij hield alles in de gaten, hetzij vanuit haar positie in de mand, hetzij tijdens een loopje over het parkeerterrein. Ondertussen vuurde ze zo haar vragen op me af: “Waar gaat de baas heen? Komt hij terug? Wat ga jij nu doen? Achter het stuur zitten om er vandoor te gaan? Maar hij is er nog niet, even wachten dus! Zie ik hem daar? Ach, jammer, het was iemand anders met een bruin jack. Dáár! Daar issie! Zie je het ook? Gelukkig, het roedel is weer compleet!” Mevrouw vlijde zich neer en we konden verder.

Hartverwarmend was de aankomst in een hotel. Zodra mand en bagage neergezet waren, was het tijd voor een lange wandeling. Voor ons minstens zo noodzakelijk, na dat stilzitten in de auto. Haar maaltijd volgde, een prachtig ritueel, waarvan ze met hart en ziel genoot. En daarna? Ze kende haar plaats, was sociaal, ging braaf in haar mand liggen en keek ons aan.

“Zo. Nu zijn jullie aan de beurt,” zei die blik. “Ga maar lekker uit eten. Ik pas op dit tijdelijke huisje. Tot straks.” Was het geen wonderhond? Vergeten doen we haar niet, al vult adoptiehondje May tegenwoordig onze dagen. Ontwapenend deed ze haar intrede. Vrijwel direct veroverde ze ons hart. Jong, energiek. Pittig op weg in de pootsporen van haar voorganger te treden. Ons zwarte goud. Dáár zijn we gelukkig nog niet van af. Met een hond loopt ons huishouden als een geoliede machine.

 
Met Molly in de duinen
 
 

Volksverlakkerij                                                                 

Liefdevol werd hij “Vadertje Drees” genoemd, de politicus die bezield leiding gaf, een pragmatisch ingestelde sociaaldemocraat die na de Tweede Wereldoorlog de Noodwet Ouderdomsvoorzieningen initieerde op basis van een zeker rechtvaardigheidsgevoel. Later werd dat de Algemene Ouderdomswet, waaraan elke belastingbetaler een bijdrage levert. Sta er eens bij stil, dat onze levensomstandigheden nu – ondanks de huidige economische crisis – vele malen rooskleuriger zijn, dan tijdens de wederopbouw van ons land. En dat niet alleen.

De mensen zijn anno 2014 véél mondiger, maar dat impliceert niet, dat ze ook kundiger zijn en competenter. Het woord “Zesjescultuur” is niet vanzelf ontstaan. Maar pragmatisch is de Nederlander wel gebleven. Wat dat betreft is één van wijlen Dhr. Drees’ lijfspreuken, “Niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk” ons op het lijf geschreven. Nuchterheid steekt in ons alcohol- en andere genotmiddelen lievende landje precies op het juiste moment gelukkig toch nog wel eens de kop op. We laten ons niet alles meer door de strot drukken. Het volk laat zich niet meer verlakken.

Neem nu de verbouwingsplannen van onze mooie dorpen Bergen en al eerder Schoorl. Wanstaltig. Projectontwikkelaars willen maar niet geloven, dat het echt gedaan is met die grootheidswaanzin. Dat mensen liever gaan voor noeste handarbeid, klein-maar-fijn en zelfgemaakte oerproducten. Zo hebben ze 2x lol: van het produceren en van het smikkelen. “Focus op kosten, dan gaat de kwaliteit omlaag. Focus op kwaliteit, dan gaan de kosten omlaag”, las ik ergens. De voedselindustrie komst steeds vaker in het geding, en terecht. Heel goed, dat er eindelijk openlijk kritisch gekeken wordt naar de inhoud van dat gelikte pakje of potje “gezondheid” dat wij natuurlijk in grote hoeveelheden moeten inslaan, waardoor we vervolgens dikker en ongezonder worden. Maar dát zal de producent een worst zijn!
Het gevolg? We willen puur. Weten wat we eten en weten hoe we wonen. En dus moeten gemeenten dáár op inhaken, i.p.v. een Supermarkt XL te proppen in een lieflijk dorpje, waar al enige supermarkten en speciaalzaken zíjn die ruimschoots voorzien in de specifieker wordende behoeften en de zó gewenste duurzaamheid. Waar ooit het bijna sprookjesachtige winkeltje van De Wijs & Broers voorzag in pure, in papier verpakte kruideniersproducten, vers van de schep en met een zakje zuurtjes voor de kinderen toe,  zie je de laatste jaren ondernemers hun nek uitsteken die net als deze broers wéten wat ze de eter bieden. Dáár is vraag naar.
Dorpspolitici zouden met compassie en een oeroud rechtvaardigheidsgevoel moeten luisteren en kijken naar omgeving en bewoners. Uiteindelijk levert dat het meeste op: charme, tevredenheid, toeristen die graag blijven terugkomen en geld. Alleen zó is het goed jong zijn en oud worden in Bergen. Niet alles kan. Dat heet Geluk.

 
 

Euvele Moed                                                                                      

Als ik van één woord vind dat het verkeerd geïnterpreteerd wordt, dan is het “lef”. Een loos modewoord, dat te pas en te onpas gebruikt wordt. Liefst schreeuwerig, waardoor het sterker ontkracht wordt. Van Dale leert dat het weliswaar “moed” en “durf” betekent, maar geeft vervolgens aan dat er iets branieachtigs in schuilt. “Op lef” wil zeggen: ”op goed geluk”. Nou, dan weet je het wel.

Een tweede betekenis is: “laf, slap”. Kijk, dat bedoel ik! “Lef” mist een belangrijke dimensie, terwijl het tegenwoordig gebruikt wordt in de betekenis van “ultramoedig”. Maar dat woord heeft, wat “lef” dus mist: onverschrokkenheid bij gevaren en moeilijkheden, betoond bij direct lijfsgevaar – veelal om in het belang van ánderen actie te ondernemen. “Lef” suggereert heldhaftigheid, maar daarmee doe je de werkelijk moedigen onder ons tekort.

De grootste aanfluiting vind ik de goeroe- of coachuitspraak dat “lef” het meervoud zou zijn van “leven”. Toe nou! Alleen al taalkundig ga je mank. Leven is in dit geval een werkwoord, “lef” een zelfstandig naamwoord dat niet eens een meervoudsvorm kent. Los daarvan vraag ik me (gezien de bovengenoemde betekenis) af, of alles wat leeft daadwerkelijk leeft met zo’n dosis branieachtige nepdurf. Nonsens! Het planten- en dierenrijk is daar te eerlijk voor.

De meeste mensen zijn zich aardig bewust van de consequenties van hun veelal weloverwogen handelen in zaken die enige moed behoeven. Met voorbehoud is niets mis. Het sterkt het zelfvertrouwen en mocht het alsnog fout gaan, dan heb je jezelf niets te verwijten. Zo werkt het wellicht niet voor de lefgozers onder ons. En daar heb ik dan ook meteen een bepaald – nadrukkelijk de negatieve aandachttrekkend – beeld bij.

Vandaar mijn aversie tegen “lef” dat eigenlijk zoiets is als spontaan springen in het diepe en zien waar het schip strandt in de wetenschap dat er altijd wel ergens een boei ligt om te grijpen, een vangnet dat je verder helpt. En daarmee zadel je in feite anderen op met jouw probleem. Dús verdient het géén op-de-borstklopperij. Maar ja. Als je niet anders gewend bent dan de grootste complimenten voor de eenvoudigste dingen, dan vraag je nu eenmaal op een zeurderige manier om aandacht als een echt lefgozertje.

Gelukkig word je daar niet van. Dat ben je pas, wanneer je het leven in al zijn facetten omarmt. Met mee- en tegenwind, regen en zonneschijn. Dan besef je iets simpels: Hoe dieper de dalen zijn die je op eigen kracht hebt overwonnen, des te hoger zijn de pieken. Verlies je wat veel vreugde gaf, dan ben je navenant verdrietig. Heb je dat ooit ervaren, dan heb je niet de euvele moed het modewoord “lef” te gebruiken, zoals heden ten dage ten onrechte gebeurt. Dan spring je in het diepe en weet je, dat het schip je hoe dan ook altijd ergens heenbrengt.