Blik buiten de grenzen
Een anekdote die mijn
moeder graag rondbazuinde, was die over mijn eerste bezoek aan de oogarts. Ik
was vijf, heel klein van stuk en had problemen met mijn linkeroog. Werk aan de
winkel voor “oom Johan”. Niet dat deze oogarts een broer was van één van mijn
ouders. Op Aruba was alles redelijk overzichtelijk en wij, kinderen, hadden
véél bonusooms en –tantes die we met grote regelmaat ontmoetten op het strand.
Oom Johan, van oorsprong een Nederlander, kan ik nóg uittekenen. Brildragend en
mager, een man met gelijkmatige, fijne gezichtstrekken. Na een uiterst precies
onderzoek concludeerde hij dat ik behoorlijk bijziend was. “O, mijn God,”
schijnt mijn moeder verschrikt uitgeroepen te hebben. “Nu moet ze een bril!” Terwijl
ik vol vertrouwen hoog naar hem opkeek en oom Johan zijn hand beschermend op
mijn bol legde, antwoordde hij vinnig: “Nou en? Dit kind komt heus wel aan de
man, hoor!” Grappig, dat ik onlangs in Amsterdam werd voorgesteld aan een
jongere man. Bij het horen van zijn achternaam, riep ik enthousiast dat mijn
allereerste oogarts zo heette. Bleek ik oog in oog te staan met diens neef, een
échte oomzegger.
Jarenlang was ik de enige
van de klas die een bril droeg. Iedereen wilde hem een keertje opzetten. Tevens
waren er medescholiertjes die er uit het diepst van hun hart ook één wensten.
Kortom: de bril bracht mij zomaar
extra aandacht. Al werden de glazen telkens sterker, totdat het fenomeen harde
“contactlenzen” zijn intrede deed. Op Wikipedia lees ik, dat Leonardo da Vinci
in 1508 al de eerste contactlens ontwierp en dat zijn idee door wetenschapper René
Descartes werd uitgewerkt, maar die kwam niet verder dan allerlei berekeningen
en omschrijvingen. Ze werden telkens weer van de plank gehaald tot in 1888 de
Franse oogarts Kalt een systeem ontwierp met glazen die op het hoornvlies
dreven. Vanaf dat moment bleef men bezig met de ontwikkeling ervan, mede door
de komst van nieuwe materialen, zoals perspex. Zo werd het dragen van
contactlenzen in de VS reeds in de jaren ’50 van de vorige eeuw populair,
hoewel de meeste mensen er niet tegen konden… Na 1970 gingen de ontwikkelingen
snel en werden die flinterdunne
“glaasjes” draagbaar, zodat in 1975 de eerste zuurstofdoorlatende harde
contactlenzen konden worden geproduceerd. Destijds werkte ik nét als lerares
handenarbeid vaak met hout of klei en beklaagde ik me soms over mijn eeuwig stoffige
brillenglazen bij mijn toenmalige vriendje uit Zweden, een land dat zo’n 20
jaar op ons vóórliep. Hij deed ze me cadeau. Tot op heden ben ik hem daar
dankbaar voor, ofschoon mijn leerlingen me véél knapper vonden mét bril en ze
hun commentaar niet onder de schoolbanken staken. Dan knipoogde ik in gedachten
naar oom Johan, al trouwde ik niet met deze Sven (maar verwerkte ik enige
herinneringen aan hem en aan de Zweedse taal wel zo’n dikke drie decennia
daarna in mijn roman “De rode appel”).
In de loop van deze
lange, mooie tijd ging mijn zicht, vooral aan dat ene linkeroog, stiekem verder
achteruit. Vermoeiend, om niet alles meer scherp te kunnen zien en
lichtgevoelig te zijn. Vervelend ook, dat je mensen soms echt niet herkent,
totdat ze zowat naast je lopen – tja, dichtbij zie ik zonder hulpstukken alles
nog haarscherp. Oogartsbezoek was onvermijdelijk, de diagnose onverbiddelijk en
die harde lenzen moest ik aan de wilgen hangen… Staar. Maar wat een wonder, dat
inmiddels de ontwikkelingen dusdanig zijn, dat een lensje op sterkte
“ingebouwd” kan worden. En dat wij wonen in een land waar dit voor iedereen
haalbaar is! Want al zappend zoog de tv mij bij toeval gisteren het arme
Moldavië binnen via “Max maakt mogelijk” NL33INGB0000004567. Daar hebben veel oude mensen cataract in een
dusdanig vergevorderd stadium, dat ze volkomen blind zijn. Verschrikkelijk
tragisch dat ze een staaroperatie van € 240,00 niet kunnen opbrengen. Bij ons
kost het een veelvoud daarvan, maar het wordt (deels) vergoed. Reden temeer voor
mij om straks, als ik weer verziend ben, in Moldavië óók iemand te helpen en
misschien doet u met me mee?
Voor nu functioneert mijn
reservebril redelijk. En gelukkig ben ik aan de man, nota bene een naamgenoot
van mijn eerste oogarts, oom Johan. Ach, what’s in a name? (citaat uit: “Romeo
and Juliet”, by William Shakespeare). Ook met staar blik ik graag buiten de
grenzen.
Hallo Gisèle, mijn naam is Anja (1971) en ook ik begon een paar maand geleden een blog, deze handelt over mijn hoge bijziendheid : www.hogemyopie.blogspot.be . Ik vertel er mijn levensverhaal, de gevolgen (extra oogziekten) door de hoge bijziendheid, geef tips en anekdotes. Ik heb ondertussen ook een facebookpagina : hogemyopie. Ik vond hier dit verhaal van jou. Heb je nog pagina's die handelen over je bijziendheid? Heb je, buiten staar, nog problemen gehad met je ogen? Kom ook gerust een kijkje nemen op mijn blog. Heel veel groetjes, Anja (ik zag al een paar keer Aruba verschijnen op mijn statistiek van blogspot :-)...)
BeantwoordenVerwijderenContact opnemen met heer Bubuza is het beste wat mijn huwelijk ooit is overkomen, mijn huwelijk werkte niet, mensen adviseerden me om van mijn man te scheiden omdat hij een chronische bedrieger en een dronkaard was, het was een zeer vreselijke situatie om samen te leven met een dronkaard en bedriegende echtgenoot, alles wat ik wilde was een verandering, dus nam ik contact op met heer Bubuza voor hulp via WhatsApp: +1 505 569 0396. Hij vertelde me dat hij mijn verbintenis met mijn man zou herenigen met zijn spreuk, heer Bubuza vertelde me wat ik moest doen, wat ik deed onmiddellijk en vandaag vier ik het omdat mijn man helemaal is gestopt met drinken en vreemdgaan. Neem contact met hem op voor hulp via WhatsApp: +1 505 569 0396 of via e-mail:: lordbubuzamiraclework@hotmail.com
BeantwoordenVerwijderen